“De rustende jager”
Door omstandigheden heb ik mijn bivak
moeten opslaan in de buurt van Tilburg.
Ik kan mij bij de omgeving Tilburg
weinig voorstellen.
Voor mijn gevoel is dat een van de
weinige plaatsen waar ik in mijn bestaan nog niet zo heel vaak geweest ben.
Samen met mijn vrouw eens een beetje aan het rondrijden geslagen toen, als uit
het niets, er een bordje opdook met "Loonse en Drunense duinen" en
daar begon de grijze massa van te rammelen.
Onmiddellijk associeerde ik die naam met
een van de eerste veldoefeningen die we draaide aan het begin van mijn tijd bij
het korps. Een van de eerste oefeningen bij de eerste amfibische gevechtsgroep
was het 'onder de radar blijven', gedurende drie dagen!
Een makkie dachten we.
Meteen tachtig plannen omdat wel even in
te vullen samen met mijn 'buddy' totdat we te horen kregen dat er een aantal
restricties waren waar aan moest worden voldaan. (alsof je in een echte oorlog
je ook liet voorschrijven dat je geen gebruik mocht maken van boeren die
onderdak aanboden, lieve dames die medelijden hadden met dolende mariniers en
het liefst dus een boer die ook nog eens zulke dochters had!)
De sergeant drong er nogmaals op aan dat
we binnen de coördinaten moesten blijven die de begrenzing van het oefen gebied
aan gaven. Dat we compleet afhankelijk waren van onze noodrantsoenen (welke net
voldoende waren voor 1 dag en ons het idee gaf dat ze ervan uit gingen dat we voor
die tijd wel tegen de lamp zouden lopen.) Dat we onder geen beding de privé
eigendommen mochten betreden van de burgers die in dat gebied woonden. We
hoorden met weinig belangstelling zijn op hoge toon uitgesproken beperkingen
aan.
Eindelijk op weg, vanaf ‘de rustende
jager’ een kompaskoers uitgezet dwars door de weilanden, de bossen en door de
duinen. Een grote open vlakte bestaande uit zandverstuivingen en weinig
beschutting bood. Dat was dus een gebied waar je niet moest wezen.
Na ongeveer anderhalf uur stoempen door
drassige velden en dichte bossen, kwamen we op een plek die veel beschutting
bood en goed uitzicht alle kanten op om “de vijand” aan te zien komen. We waren
ervan overtuigd dat we geen betere plek konden vinden en dat we het zeker drie
dagen zouden volhouden.
Na ons eigen het leplazarus te hebben
staan scheppen, zoals de meeste van jullie weten is een schuttersputje graven
in zandgrond een heidens karwei. Het putje was na de dubbele tijd die je
normaal nodig had nog niet op de helft. We hadden beide zoiets van “dat moet
genoeg zijn”!
Op afstand zagen we af en toe wat
waarnemers voorbij komen en ook de ‘vijand’ liet zich soms even zien, maar
alles nog op veilige afstand.
Tegen de schemering waren we al door de
noodrantsoenen heen, verveling maakt nou eenmaal hongerig, om de beurt even een
hazenslaapje doen tot dat we tegen middernacht de vijand zich wel erg dicht in
de buurt van ons kampement begon op te dringen. We besloten dat het toch
verstandiger was om te verkassen en een betere plek op te zoeken. Aan de
overkant van een grote open plek zagen we de schemerige verlichting van een
grote boerderij. Het veld dwars oversteken zou gelijk staan aan opgeven. Bij
volle maan was dat natuurlijk geen optie.
Onder de beschutting van de bosrand
maakten we een omtrekkende beweging en legde een afstand af die ongeveer 6x de
afstand was als die je moest afleggen las je het veld dwars overstak.
Tegen het ochtend gloren kwamen we aan
bij die immens grote boerderij. Waar inmiddels ook het dagelijkse leven weer opgang
leek te komen. Heel voorzichtig kropen we door de bosschages naar de boerderij
toe, onder dekking van weelderig groen konden we flarden van de gesprekken horen
van de mensen die daar met elkaar stonden te praten.
De
stem van de boer was onmiddellijk herkenbaar aan zijn platte dialect met
een vriendelijke ondertoon. De andere twee stemmen waren wat moeilijker thuis
te brengen, flarden van dat gesprek waren : “…..meteen melden als u lastig
gevallen wordt………..eten hebben ze genoeg voor een dag of vier……….geen
medelijden hebben hoor, ze hebben het hartstikke goed bij ons!! Toen we ze ook
nog eens heel duidelijk hoorden zeggen dat ze in de loop van de komende dagen
nog wel een keertje voorbij zouden komen, wisten we eigenlijk zeker dat het
waarnemers waren die kwamen kijken of er niet een aantal van die eigenwijze
mariniers toch bij de lokale bevolking steun hadden gezocht!
We bleven nog ruim een uur zitten op de
plek in de luwte, op eens kwamen er twee aardig uitziende jonge wezens aanlopen
van het andere geslacht. De boer waarschuwde de dames dat er weer eens een
oefening gaande was en dat er wel weer militairen in de omgeving zouden
rondhangen. Militairen waar ze zich verre van diende te houden omdat de boer
geen gedonder wilde met die klanten van defensie! Nadat hij klaar was met zijn
preek klonk er een gedwee ‘Joa Poa’ en was de kous af.
Tegen het middag uur zagen we dat de
boer bezig was om van die ouderwetse
strobalen op een oplegger te gooien. Helemaal in zijn eentje verzette de man
bergen met werk. Een beetje beschaamd lagen we toe te kijken op nog geen dertig
meter hoe de man zich in het zweet aan het buffelen was en wij rustig lagen toe
te kijken met maar een belang en dat was wat te eten te krijgen.
Terwijl we overlegde hoe we dat gingen
aanpakken klonk plotseling een kreet vanaf het boerenerf. De boer lag op de
grond met een strobaal bovenop zich en de armen er om heen alsof ze de oudste
sport van de wereld aan het beoefenen waren. Hij lag zo vreemd dat hij geen kans
zag om zich onder die baal stro uit te worstelen. We zaten het even aan te
kijken, goede raad was duur. De man gaan helpen betekende waarschijnlijk het
einde van onze vrijheid, de boer had immers aan die waarnemers beloofd hen te
zullen informeren als er militairen op zouden duiken!
We besloten om de man toch te hulp te
schieten.
Toen we hem er onderuit hadden gehaald bleek
dat de man, om het zacht te zeggen, redelijk onthand was.
Er lag nog een berg werk en hij kon slecht
op halve kracht vooruit. Meteen begon hij uit te leggen welke werkzaamheden er eigenlijk
allemaal nog moesten worden gedaan en waar hij knel liep. Tijdens dat
gloedvolle betoog stokte plotseling zijn woorden halverwege zijn mond en keek
hij ons van top tot teen aan………………..”maar jullie….jullie zijn militairen!” We
knikten instemmend, tevreden werd vastgesteld dat zijn waarneming vermogen nog
redelijk in tact was. Misschien iets vertraagd ….maar toch!!
Compleet overrompeld van zijn eigen
waarneming keek hij ons maar weer eens aan en stamelde, “maar dan moet ik dat
melden aan die man met die strepen op zijn arm, die hier is geweest en dat heb
ik hem beloofd!”
We stonden er een beetje beteuterd bij,
red je net iemand en dan gaat hij meteen vertellen dat hij je gaat aangeven.
Dat was natuurlijk niet echt de bedoeling.
“Tja, dat risico hebben we genomen, we
wisten dat u zou kunnen melden dat we hier waren. Maar omdat we het ook niet
over ons hart konden krijgen om u hier zo te laten liggen zonder enige hulp hebben
we dat risico maar genomen om u te hulp te schieten.” Je zag dat de man aan het
denken was over de gehele situatie. Hij zat met een dilemma, de afspraak met
een wild vreemde militair nakomen of mededogen met zijn redders in nood!
“We hebben alleen een verzoek, voor dat u
ons aanmeld, zouden we dan een paar boterhammen kunnen krijgen en een glas
water of melk? We hebben sinds gisteravond niets meer kunnen eten, ze hebben
ons maar voor een dag noodrantsoenen mee gegeven en daar waren we zo doorheen.
Dus alstublieft……..? Daarna kunt u doen wat u wilt, als u toch besluit om niets
te melden kunnen we u misschien de komende dagen wel helpen met wat er gedaan
moet worden. U kunt toch maar op halve kracht aan de bak, toch?”
Plotseling draaide die grijze massa op
volle toeren bij die boer. “Als jullie er zo bij lopen ziet iedereen op
kilometers afstand dat jullie militairen zijn en ben je zo de Sjaak. Misschien
heeft de vrouw nog wel wat overals liggen die jullie zolang kunnen dragen, dan
val je in ieder geval minder op.”
Het leek er veel op dat de beslissing al
was genomen.
Overdag kunnen jullie dan helpen en ’s
avonds kunnen jullie op de hooizolder slapen. Daar zal ik door de meiden dan
wel wat eten en drinken naar toe laten brengen. Ze komen alleen eten en drinken
brengen en verder geen gedonder he! Want dan is het wel heel snel afgelopen.
We hebben een prima tijd gehad, hard
gewerkt met de boer, gelachen met de meiden en een paar kippen geslacht voor te
grillen. Worstenbroodjes gegeten en weg gespoeld met wat trappistenbier! Het
leven is goed.
Na ruim anderhalve dag was het tijd om
langzaam weer, ongezien natuurlijk, terug te keren naar ‘de rustende
jager’. Ook daar wist de boer wel een oplossing voor. Een wagen met een holle
lading hooi, was een prima schuilplek voor twee man. Hij zou naar de rustende jager
rijden en kijken of hij die militair zou zien die bij hem op het erf was
geweest. Als hij zou zeggen “daar liepen ze” was dat voor ons het moment om ongezien
uit te stappen.
De wagen hield aan en we hoorden het
rumoer door de hooi balen heen. De boer sprak een van de militairen aan en
vroeg naar die meneer die bij hem was geweest. Even werd wat heen en weer
gepraat en uiteindelijk was men ervan overtuigd dat het de een of andere jonge
luitenant geweest moest zijn. De luitenant kwam aanlopen en begroete de boer
erg vriendelijk. Na wat gekeuvel verzamelde eigenlijk alle mannen zich om de boer
heen aan 1 kant van de wagen. Waardoor de andere kant feitelijk uit het zicht
was van iedereen.
“Daar liepen ze” hoorden we de boer
duidelijk zeggen. Als de donder onder de balen stro vandaan en met beide benen
op de grond. Elkaar stro vrij maken en de kleding rechttrekken. Net klaar toen
we de boer hoorden roepen : “en een fijne dag gewenst, heren” de trekker kwam
in beweging en daar stonden we in het zicht van de waarnemers, de vijanden en
de eigen pelotons maten.
Stomverbaasd stond men ons aan te kijken
en de vragen “hoe, waar en wat” waren niet van de lucht. We hielden stijf onze
kiezen op elkaar, tot grote ergernis van het kader.
Uiteindelijk was een van de sergeants zo
bij de hand dat hij riep “die klootzakken hebben hulp gehad van die klote boer,
dat kan niet anders!”
Het was een geslaagde oefening!!
Een halfjaartje later zijn we nog eens
een keer een bakkie wezen doen bij die boer, wat een paar aardige mensen waren dat!
Je praat dus over 50 jaar geleden.
Daar sta je dan plotseling oog in oog
met “de rustende jager” niet meer te herkennen! Althans niet meer van buiten,
er is een wintertuin aangebouwd en een giga terras aangelegd. De
kleinschaligheid is helemaal weg en het stikt er van de toeristen. Het si
moeilijk om een plekje te veroveren op het terras. Nieuwsgierig als ik nu
eenmaal ben loop ik toch even naar binnen, door de nieuwe wintertuin naar de
oude ingang van de herberg. Ik sta plotseling oog in oog met de “oude herberg”
kijk mijn ogen uit hoe is het in godsnaam mogelijk! De tijd heeft hier
werkelijk stilgestaan, niets maar dan ook niets is er veranderd in de oude ‘gelagkamer
‘ van de herberg. De opgezette beesten zijn nog steeds prominent aanwezig. De
inrichting het zelfde, de sfeer nog eender als toen.
Ik raak in gesprek met een van de
kelners en vraag of de oude eigenaar nog leeft. Sterker, hij blijkt nog bijna
dagelijks in de herberg aanwezig te zijn.
Tijdens ons gesprek komt hij binnen
lopen, de kelner roept hem en verteld dat ik oud marinier ben en voor het eerst
sinds 50 jaar weer voet over de vloer zet.
“dat heeft veel te lang geduurd” is het
droge commentaar. Niet veel later raken we in een geanimeerd gesprek zoals je
alleen doet als je oud begint te worden. Praten over vroeger met mensen die vroeger
nog mee hebben gemaakt is gewoon gezellig en onderhoudend.
Op mijn laatste vraag of die opgezette
beesten ook nog steeds dezelfde zijn is het antwoord even simpel als te
verwachten:
“waarom zou ik ze vervangen? Ze hebben
allemaal hun haren nog, dus ze blijven nog even!”
Ik neem afscheid met de belofte dit keer
geen vijftig jaar te wachten met een volgend bezoek.
Bij het afscheid roept hij “dag marinier”
en ik loop plotseling weer rechtop!
Waar zijn de jaren gebleven?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten