Slapen kan ik overal!
Dat heb ik denk ik overgehouden van mijn tijd bij de baas.
Bij het Korps mariniers was het vaak zo dat je elke tien minuten rust moest
pakken. Of dat nou tijdens een survivaloefening in de Biesbos was, tijdens een
grote internationale oefening buurt van Paderborn, of aan boord van Hms.
Amsterdam, het was gewoon vaak van belang om je rust te pakken.
‘Oefening baart kunst’, dus net als al die andere militaire
vaardigheden moest je ook die ‘eigenschap’ van de marinier regelmatig oefenen
om het niet te verleren. Van die oefeningen heb ik nu, vandaag de dag, nog vaak
profijt. (Al moet ik toegeven dat mijn vrouw daar vaak heel anders overdenkt) Om
het te begrijpen is het denk ik wel nodig om uit te leggen waardoor die
eigenschap zo is ontwikkeld.
Survival:
Om maar met het eerste voorbeeld te beginnen, tijdens die
survival oefeningen had het kader, dat verantwoordelijk was voor de kwaliteit
van de opleiding, steeds de onhebbelijke gewoonte, om je als aankomend
marinier, telkens weer te storen in je nachtrust. Men had daar een soort van
duivels genoegen in om maar te zorgen dat je geen oog dicht deed. Eindelijk in
het bivak aangekomen, kroop je helemaal kapot je tentje in en viel je vaak als
een blok in slaap. Mooi niet hoor. Binnen een half uur was het weer zover en kon
je er weer uit en mocht je bepakt en bezakt weer aan de slag.
Op de een of andere manier had men er plezier in
om de mannen in opleiding uit te putten door ze het liefst 48 uur achter elkaar
door het meest afgrijselijke en natste gedeelte van de Biesbos te jagen. Rust
in te lassen op een plek waar je tot aan je middel in het ijskoude waterstond
en dan te verkondigen dat een goede marinier overal kon slapen en dus ook hier.
Degene die niet sliep was dan ook geen goede
marinier en verpeste het voor zijn maten. Want het devies was ‘als er een niet
slaapt, slapen we allemaal niet’ met het gevolg dat men binnen tien minuten
besloot om een andere plek te zoeken waar je beter kon slapen.
Dat betekende dan meestal een plek waar je niet
meer tot aan je middel in het waterstond, maar nu echt tot aan je oksels.
Door complete uitputting, geloof het of niet, hing
je dan in het ijskoude water, tussen de rietkragen een beetje tegen elkaar aan
en ………....je sliep!
‘Seksbedrijven met een meisje kan je niet overal
doen (en geloof me het taal gebruik was iets goffer dan hoe ik het hier neer
schrijf) Maar slapen, vrienden, slapen kun je overal! ‘
‘Nou ja overal?’ je zag de meeste denken van ‘dat
is wel een beetje overdreven.’ In de praktijk echter bleek het wel te kloppen.
Internationale
oefening in de omgeving van Paderborn:
Tijdens een grote internationale oefening, in de
buurt van het Duitse Paderborn sliepen we in een vast tentenkamp. Samen met je
maatje richtte je je tentje zo in dat je eigenlijk blind je spulletjes kon
vinden. Dat tentenkamp was opgezet zoals het een goed militaire inrichting
betaamt, strak en uitgelijnd stonden de aan elkaar geknoopte tenten in drie
rijen naast elkaar, zoals een peloton aangetreden staat, zo stonden de tentjes
ook in het gelid. De kapitein, met zijn vaste staf, had de
beschikking over een
commandotent. Daarin sliep ook zijn ordonnans, een marinier 1, die de
beschikking had over een oude Harley Davidson
(met een pookje!!) waarmee hij regelmatig op pad gestuurd werd om
berichten rond te brengen bij de andere deelnemers van de oefening. Soms wel 6
a 7 keer per nacht. Het laat zich raden dat dan het hele kampement in rep en
roer was. Je kon heel veel met zo’n Harley Davidson, maar een ding kon je niet
en dat was stilletjes wegrijden.
Dus door een verstoorde nacht rust en een zware
oefening merkte je duidelijk dat je slaap te kort kwam. Bij het transport in
die ouwe grote legertruc stond je met je volle bepakking omgehangen tegen
elkaar aangedrukt. Je kon geen kant op als je in het midden stond. Er werd niet
gepraat, de meeste waren bekaf, alleen het monotone geluid van die zware diesel
was hoorbaar en fungeerde bijna als een ‘slaapliedje’. Al snel werd het geluid
van die motor begeleid door een zacht, bijna niet waarneembaar gebrom. De meeste om mij heen hielden elkaar overeind
gewoon omdat er geen plaats was om om te vallen. De meeste sliepen dus staande
zolang de rit duurde. Ook hier was het slapen dus tot een kunstige vaardigheid
verheven!
De laatste avond van de oefening was iedereen in
een uitgelaten stemming. De oefening was een succes geweest en wij, de
deelnemende mariniers, waren goed uit de verf gekomen. De korpsleiding en dus
ook de kapitein was trots op zijn mannen. Circa 21.00 uur moest het peloton
zich verzamelen bij de commando tent van de Kapitein. Niet opgedirkt, nee,
gewoon even relaxen en we zouden een biertje drinken op de goed verlopen
oefening. In die tijd kon je nog belastingvrij inkopen in Duitsland, nog geen
Schengen gedoe dus. Met het gevolg dat alle maten ruim drank en sigaretten
hadden ingeslagen. Al snel bleek dat de inkopen, de grens van het toelaatbare
ver hadden overschreden. Dus werd ter plekke besloten om de ‘over kil’ aan
sterkedrank maar vast ketelaar te maken. Het afscheid biertje werd uiteindelijk
een knap zuipfestijn. Niet alleen voor de manschappen, nee ook het kader maakte
deel uit van dit doorweekte gezelschap.
Er was een moment dat ik het nog net redde om
lopend (en struikelend) mijn slaapplek te bereiken.
Onnodig om te zeggen dat ik hier onmiddellijk het
geleerde in de praktijk bracht en weg zonk in een diepe slaap.
Zoals vaak na het nuttige van veel vloeibaar goud,
wordt je ’s morgens wakker met een onweerstaanbare drang om van het overtollige
vocht af te komen in je lijf. Ik kroop mijn tentje uit zonder mijn maat wakker
te maken die half buiten de tent lag en nog vol in de kleren. Kennelijk had
juist dat laatste stukje hem de das om gedaan en had hij, iets te vroeg dus,
het geleerde slaapprotocol toegepast. Ik stapte over hem heen, rekte me eens uit
en terwijl ik me uitrekte keek ik rond.
Met verbijstering liet ik mijn armen zakken, mijn
mond viel open van verbazing van hetgeen ik om me heen zag. Het merendeel van
de tenten lag plat, spullen lagen her en der verdeeld in het kamp en op nog
geen 10 meter bij mij vandaan lag de Harley Davidson van de ordonnans van de
kapitein eenzaam en verlaten. Alsof iemand was weggeweest en dat ding gewoon
neer had gegooid.
Langzaam kwam het kampement tot leven. Er werd
vrijwel niet gesproken, de katers waren duidelijk in de meerderheid.
Pas in de loop van die ochtend begreep ik wat er
was gebeurd. Het vochtige feestje was nog even doorgegaan na mijn vertrek. De
baldadigheid nam toe naar mate de drank in de flessen af nam. Op enig moment
schijnt de kapitein de onbedwingbare drang te hebben gevoeld om aan de nog
aanwezige mariniers te bewijzen dat hij over minstens even veel stuurmanskunst
beschikte als de aan hem toegewezen ondergeschikte. Hetgeen geresulteerd heeft
in een soort ‘Evel Knevel’ actie die in plaats van tussen de tenten door, merendeels
dwars over de tenten heen eindigde in een verdekt opgestelde greppel. Dit bleek
Kapiteins laatste hindernis en dus een greppel te ver! Niemand maakte er een
probleem van, een ieder had geleerd om te slapen wanneer de gelegenheid zich
voor deed en al dus gebeurde en er werd geen woord meer over gerept. Het einde
van een Duitse oefening dus!
Hms.
Amsterdam :
Aan boord va HMS Amsterdam draaide je als marinier
gewoon de wachtdiensten mee en werden de geleerde lessen om overal te kunnen
slapen verder verfijnd en uitgebouwd.
Dat betekende dus ook de hondenwacht meedraaien.
Nadat de taken verdeeld waren, kreeg ik de
opdracht om te zorgen dat er
voldoende koffie was om het hele zootje aan boord wakker te houden. Voor de
kenners van het jargon, juist zeuntje van de wacht dus! Dan liep je een ronde
en voorzag je een ieder op post van zwart goud en wat te bikken, meestal was er
wel wat lekkers over van de broodmaaltijd en anders zorgde de koks er wel voor
dat er wat was voor de hondenwacht.
Als dat gedaan was kon je het er even van nemen.
Even rust dus. En wat deed je dan….juist dat wat je geleerd was even snel een
klein tukkie doen. Nou had ik er altijd moeite mee om de slaap te vatten als
het licht was. De meeste sliepen even in het Cafetaria op een van de banken van
de bakstafels daar of zelfs, in het geval van de stokers, bovenop de bakstafel.
Ik zocht dan meestal de trossenkast midscheeps op.
Daar lagen de trossen keurig te wachten tot er weer aangemeerd moest worden,
boven op lagen vaak wat stootboeien die de ergste klappen konden opvangen als
er met iets te veel kracht op de kaai werd in gevaren. Dat was dus een prima
plek voor een kort tukkie. Je kon die kast met waterdichte knevels van
binnenuit goed afsluiten en werd dan door niemand gestoord en kwam heerlijk tot
rust in dat donkere hol!
Eenmaal wakker dacht ik dat het wel tijd zou zijn
voor een tweede ronde. Het was stikken donker in die kast. Je kon echt geen
hand voor ogen zien. Op de tast wist ik de knevels te vinden en maakte ze een
voor een open. Duwde zachtjes tegen de deur en zag tot mijn stomme verbazing
dat het al licht
begon te worden. Daar klopte dus iets niet. De Hondenwacht
eindigde om 04.00 uur en dan was het echt nog hartstikke donker op zee.
Plotseling kreeg ik een klap op mijn schouder waar je beroerd van werd. Het was
de O.o. van Pol. Een sergeant der mariniers die die taak had gekregen en die
hij met verven invulde. Zeg maar als een echte Sheriff !!
“Ben jij wel goed bij je hoofd?” ook op die vraag
wilde hij kennelijk geen antwoord hebben want hij kwam nu pas echt goed op
dreef,
“Welke idioot sluit zich nou op in de trossenkast
op volle zee?” en weer geen kans om er een woord tussen te krijgen, he!
“Het is, goddomme, over zevenen, die hele schuit
is al drie uur in rep en roer en we hebben overal gezocht. We hebben het
konvooi verlaten om te gaan zoeken op zee en meneer ligt doodleuk te slapen in
de trossenkast, wat heb je daarop te zeggen malloot? “
Ik was even stil, dacht na over wat ik daarop
moest zeggen. Dat duurde de sergeant duidelijk te lang en hij bulderde in mijn
oor
“Nou vooruit, ik eis een antwoord van je? We
hebben echt overal gezocht, dus vertel op man?”
“Nou, dat jullie misschien toch niet goed genoeg
gezocht hebben?” Ik moet bekennen dat ik het meer zachtjes voor me uit mompelde
dan dat het als een antwoord bedoeld was.
De sergeant had echter erg goede oren, logisch
natuurlijk je wordt niet voor niks sergeant der mariniers, toch. Dus hij hoorde
het precies wat ik zei. Zijn ontploffing was grandioos, ten aanzien van een
groot deel van de bemanning die midscheeps tezamen waren gelopen, ging hij
compleet uit zijn dak.
De arme man was echt blij om me te zien en
gelukkig dat er niks ergs gebeurd was, dacht ik.
Nou dat
was niet helemaal het geval. Hij kon er niet over uit dat die kast niet
doorzocht was en ervaarde dat als een persoonlijke fout. Toen ik tegen hem zei
dat het natuurlijk stom geweest was van me en dat hij daar niet voor
verantwoordelijk was werd hij alleen maar kwader.
Pas weken later toen de storm weer geluwd was, ik
mijn verzwaard had uitgezeten, vertelde hij me dat hij zich echt zorgen had
gemaakt dat ik overboord gekukeld was. Vanaf dat moment werd bij elke wisseling
van de wacht de trossenkast gecontroleerd!
Thuis
slapen:
Ik heb natuurlijk inmiddels een respectabele
leeftijd bereikt. Althans dat gevoel heb ik zelf en dat wordt natuurlijk niet
altijd en door iedereen gedeeld. Ik ben een gelukkig mens, heb een lieve
begrijpende vrouw die me altijd bijstaat en er altijd voor me is. Ze pikt een
hele hoop van me en is wat je noemt mijn steun en toeverlaat. Ondanks dat ze
weet dat ik een geoefend slaper ben en op de meest vreemde plekken in slaap kan
vallen, heeft ze daar nou net relatief weinig begrip voor. Laats zaten we
gezamenlijk te wachten in de wachtkamer van de een of andere arts. (gek is dat
trouwens, ik heb ook het gevoel dat ik tegenwoordig meer uren door breng in de
wachtkamer van de een of andere pil, dan dat ik uren doorbreng hangend aan de
bar onder het genot van een goud gele raker.)
Goed, nou haat ik wachtkamers van artsen.
Vooral van wegen de zieken.
Nou ja, zieken?
Dat behoeft natuurlijk enige uitleg. In die
wachtkamers heb ik vaak het gevoel dat zieke mensen tegen elkaar aan het
opbieden zijn wie nu eigenlijk de grootste tumor heeft en de meeste morfine
tabletten moet slikken. Dan heb ik het over de categorie die er vaak met een
griepje, uren zitten te piepen.
Wat mij opvalt is dat de mensen die echt wat
mankeren, die werkelijk dood en doodziek zijn, en soms gewoon opgegeven zijn,
die mensen hoor je dus vrijwel nooit.
Dit keer zaten we in een wachtkamer met zijn
tweetjes, niemand anders en er hing zo’n duffe penetrante dokters lucht in die
wachtkamer. Toen ik er wat van zei met ingehouden stem volume siste mijn
moppie: “hou nou is op en praat niet zo hard” een diepe zucht gaf aan dat het
gesprek eigenlijk beëindigd was. Dus tegen beter weten in ondernam ik nog een
poging om in gesprek te komen met haar: “Ik praat al heel zacht, ik praat niet
hard! Dat zijn jouw oren, die zijn erop getraind om alles te horen…..?“
Nog voor ik verder kon gaan wierp ze me
vriendelijk toe: “He, grote, nou is het wel genoeg he!!! Hou nou alsjeblieft
even een paar minuten je kop, ik heb geen zin om voor lul te staan door jou
geschreeuw!” Met opgetrokken wenkbrauwen keek ze me aan en dat maakte me
duidelijk dat het verstandiger was om mijn verweer op een ander moment te
houden.
Een beetje beledigd ging ik een beetje achterover
zitten, mijn armen over elkaar ten teken dat ik het er dus volstrekt niet mee
eens was. Zo zat ik dus even stilletjes om me heen te kijken en voelde mijn
oogleden zwaarder en zwaarder worden. Alsof ze een eigen leven leiden, zo
gedroegen ze zich en prompt werden de al oude lessen vanuit het korps in de
praktijk gebracht. Ik voelde me weg zakken als in een trance.
Dat duurde dus niet lang. Ik kreeg een flinke por
in mijn zij en kwam in een keer weer terug in die vreselijke, dooie wachtkamer.
Ik keek mijn vrouw aan en zag dat ze met een rood aangelopen gezicht me aan zat
te staren, “Ben je nou helemaal gek? Je gaat toch niet zitten slapen in de
wachtkamer van de dokter!!” Ik wilde mijn mond opentrekken en haar gaan
uitleggen dat dat nog te maken had met hetgeen ik bij het korps geleerd had,
nog voor dat ik ook maar een woord uit mijn mond kon krijgen keek ze me weer
aan en zag dat ik van plan was om wat te gaan zeggen.
“Je haalt het niet in je hoofd om nu weer met dat
verhaal aan te komen dat je dat bij dat korps van je geleerd hebt, hé. Dat
verhaal gaat dan misschien ’s avonds op als je bij de tv in slaap valt, maar
toch niet in een wachtkamer van een dokter, dat kan je gewoon niet menen.”
Er zijn dus van die momenten dat je er gewoon
beter het zwijgen toe doet, dit was er zo een. Ik hield wijselijk mijn mond.
Na
het bezoek aan de arts, zaten we in de auto terug naar huis. Mijn lieve vrouw
keek me zijdelings aan haalde diep adem en met haar meest lieftallige stemmetje
zei ze:
“Niet in slaap vallen hé, onder het rijden!" om er vervolgens subtiel aan toe te voegen:
"Hebben
ze je vast wel geleerd bij het korps, toch !!”
Fijn weekend!
Rob
Klinkt geheel niet onbekend….. :-)
BeantwoordenVerwijderenwas gewoon een van de vele wijze lessen die ik nog bijna dagelijks in de praktijk toepas ! :) ;)
BeantwoordenVerwijderen